De derde dag begint met regen. En niet een beetje regen, maar regen die ons naar de auto doet hollen. Ik heb een hekel aan auto rijden, je ziet minder, je ruikt niets, je voelt de wind niet rond je kop, maar ben evengoed blij dat we ons vandaag niet in het regenpak hoeven te hijsen.

We rijden richting het op de westpunt gelegen Sønderho, volgens de plaatselijke VVV het mooiste dorp van Denemarken. Onderweg stoppen we bij een molen. De deur staat open en zo’n signaal mag je niet negeren. De oude graanmolen is niet meer in gebruik maar ruikt nog precies zoals de molen van de familie van Beekhuizen in Beesd rook. Daar bij die molen, onderaan de dijk lag mijn -lekke- houten kano. Hoe geur je in een fractie van een seconde over de wereld en door de tijd laat reizen.
Vogelparadijs
De VVV heeft niets teveel gezegd, Sønderho is inderdaad een prachtig dorp. Authentieke, mooie gerestaureerde huizen die je stuk voor stuk zou willen bewonen, ware het niet dat het dorp door zijn schoonheid toch in de eerste plaats een toeristische attractie is geworden. Honderden mensen die dagelijks door jouw ‘verstild en afgelegen dorpje’ slenteren, dat werkt natuurlijk niet. Wat wel werkt is het dorp uitlopen richting zee. Langs het hoog gelegen wandelpad doemen eindeloze rietlanden op, een waar vogelparadijs dooraderd met geulen en slenken zo ver het oog rijkt. Waar rietlanden overgaan in duin, Waddenzee en Noordzee elkaar raken, klimmen we op de hoogste duintop en staren ademloos naar het uitzicht.
Kleurfestijn
Voor ons goudgeel strand, waarachter een blauw-grijze zee waarin honderden intens groen gekleurde rieteilandjes lijken te drijven. En dan heb ik het nog niet eens over de lucht. Wat een prachtig kleurenfestijn. Uiteinden van eilanden hebben altijd iets betoverends, twee werelden die bij elkaar komen in een frontale botsing van schoonheid, maar dit is toch echt een van de mooiste eiland-punten die ik ooit heb gezien. Of heb ik dat al vaker gezegd?
Mandø
In de verte ligt Mandø. Eerder deze zomer stond ik daar met Irma op het strand, keken we in tegenovergestelde richting naar deze betoverende punt van oplichtend blauw, geel, en groen. Iets meer naar links zijn de contouren van de toren van Ribe zichtbaar, het oudste stadje van Scandinavië, Ribe werd in 710 gesticht als marktplaats. Er waren in die tijd veel Friezen in dit gebied. Ze waren net als iedereen die niet voor het Frankische juk en de christelijke kerk wilde buigen, naar het gebied ten oosten van het riviertje de Lauwers gevlucht. Vermoedelijk trok een deel van hen verder door het waddengebied naar het noorden op zoek naar een nieuw bestaan. Friezen die via Groningen (!) naar het Deense Waddengebied vluchten, ik laat het onderwerp maar even rusten als ik samen met mijn in Friesland gewortelde broer van het uitzicht geniet.
Dorte Nors
Terug naar Sonderho, in de wetenschap dat het waarschijnlijk niet mooier en indrukwekkender gaat worden vandaag. Schrijfster Dorte Nors woonde hier een jaar in een schrijvershuisje. In haar boek ‘Langs de kustlijn’ schrijft ze hierover: ‘Ik raakte gefascineerd door het effect wat de Waddenzee had zowel op mij als de mensen die ik ontmoette. Ik had het idee dat sommigen deze plek kozen omdat ze aan de horizon verslaafd waren en zich niet prettig voelden als ze ingesloten waren tussen te veel reguliere bouwsels. De Waddenzee bood hen visuele rust, zorgde voor zuurstof in de longen en het gevoel dat de tijd uitdijde en hun gemoedsrust gaf. Zij gedijden het best in een soort samenspraak met de vogels, de dieren en de stilte. Een andere groep leek me naar de Waddenzee te zijn verhuisd, omdat ze droomden van een ander, authentiek leven. Zodra ze waren gearriveerd wilden ze niets liever dan de tijd stil zetten met stokrozen, vakwerk en romantiek. Er waren er ook die de Waddenzee gebruikten als een soort toevluchtsoord tegen de verlokkingen en bedreigingen van de grote stad. Een plaats die, gezien zijn extreem westelijke ligging op de kaart, vast ver genoeg verwijderd was van alcohol, drugs en geweld. Een leegte. Maar een leegte verwacht altijd gevuld te worden met iets…’
Altijd een afslag naar zee
Het is inmiddels droog geworden. We rijden terug over de hoofdweg, nemen halverwege een afslag richting zee (Dat is het mooie van eilanden, je neemt eigenlijk altijd een afslag richting zee), parkeren de auto bij een eendenkooi. We maken een wandeling rond de kooi en over de nabij gelegen hei. Er is veel hei op Fanø, in de tweede helft van augustus moet het hier prachtig zijn. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan het groen van een stukje polder, kwelders, het wad, mijmer ik, hei doen we dan weer op de Veluwe. Maar snel roep ik mezelf tot de orde, ik reis toch niet alle Waddeneilanden af om overal hetzelfde te willen zien? Kijk nu eens beter; deze kant van het eiland is niet bedijkt. Het land loopt er via uitgestrekte rietlanden langzaam over in de zee, zoiets zie je niet op Texel.
Campingzone
Ter hoogte van Rindby belanden we in de volgende toeristische zone van het eiland. Maar liefst vier campings bieden er plek aan honderden gasten, de huisjes dichtheid is hier groot. Er kan worden geshopt, gebowld, gegeten, en op een ander moment in het seizoen vast ook worden gedanst. Op deze regenachtige dag ziet het er allemaal wat treurig uit, omdat badplaatsen in de regen nu eenmaal iets treurigs hebben. Hier de winter doorbrengen zonder depressief te worden lijkt een hele kunst. Lijkt, want fiets deze zone uit en binnen een kwartier sta je dan toch mooi weer in het grote niets, en die ruimte is in de winter helemaal voor jou alleen.
Kaart
Terug in Nordby drinken we een kop koffie. Ik bekijk de kaart aan de muur van het restaurant waarop alle Waddeneilanden staan afgebeeld. Je kunt van onze familie ook zo’n eilandenkaart maken, filosofeer ik. Net als de Waddeneilanden is iedereen permanent in beweging, maar onze posities ten opzichte van ‘de andere eilanden’ liggen vast. Zo neem ik, hoewel inmiddels zesenvijftig, in familieverband onmiddellijk weer de positie van de jongste in, ben ik dit weekend onmiskenbaar op pad met mijn oudste broer, en zal mijn zus tot de eeuwigheid ergens tussen in ons in blijven zweven. Dat heeft iets grappigs, ja zelfs iets moois.