Met de fiets over de waddendijk. Leek gisteren het strand op het wad, vandaag lijkt het wad op het strand. Op de witte zandbank tussen dijk en kwelder lijken alle afgebeelde strandvogels op de schoolplaat van Jaq. P. Thijsse present. Over vogelplaten gesproken, gisteren in de polder vloog een groep zwart witte brandganzen zo symmetrisch op, dat het net zo goed een levende prent van Escher had kunnen zijn.
Ik passeer de zoveelste kampeerboerderij. Hoe komt het dat ik altijd vrolijk wordt van zo’n oude, van brandtrappen voorziene, boerderij, met op het weiland ernaast doelpalen, volleybalnet en een kampvuurplaats? Nostalgie kan het niet zijn want de keren dat ik zelf op een kampeerboerderij logeer staan vooral in het teken van overleven. Ik zie hoe anderen voor de eerste keer verliefd worden, hun eerste zoen uitwisselen, luid juichend een doelpunt scoren, maar zelf ben ik al lang blij als ik de nul weet te houden. Puberleed in optima forma. Toch associeer ik een kampeerboerderij steevast met levenslust, verlangen, iets moois dat op punt van beginnen staat. Even later verlaat ik de dijk en fiets me tegen de wind in helemaal in het zweet over het schelpenpad achter de duinen.
Inpolderen
Dan te bedenken dat dit er ook allemaal niet had kunnen zijn. Meerdere keren is geprobeerd de Waddenzee in te polderen, en vaak speelt Ameland hierbij een hoofdrol. Het begint allemaal in 1867 met de plannen van jonkheer Pieter Teding van Berkhout uit Hoenlo. Die wil niet alleen een dam naar Ameland bouwen, maar ziet in deze dam ook een belangrijke eerste stap om de westelijke Waddeneilanden in te polderen. De verwachting is dat dit ongeveer 15.000 hectare bouwland op gaat leveren. De totale kosten van het project worden geschat op ruim zes miljoen gulden. Het rijk en de provincie subsidiëren het plan met 400.000 gulden, de rest van het geld behaalt Van Berkhout via aandeelhouders van zijn vennootschap. In 1869 verkrijgt Berkhout de concessie tot landaanwinning en bedijking, in 1871 kan de aanleg beginnen. In 1872 is het al mogelijk om van Holwerd naar Ameland te lopen via de dam en in de eerste Bosatlas van 1877 staat de dam dan ook al keurig ingetekend op de kaart. De werkzaamheden aan de dam vinden zowel vanaf het vasteland plaats als vanaf Ameland. De dam zal in het ontwerp een hoogte van slechts 0,5 meter boven de zeespiegel krijgen, terwijl de aangeraden hoogte 3 meter boven zeespiegel is. Van Berkhout denkt echter dat het goedkoper kan door de te dam voorzien van aanslibbingswerken, waardoor de dam uit zichzelf breder zal worden.
Uiteindelijk zorgt deze inschattingsfout voor een groot probleem. De herfststormen van 1881 veroorzaken een groot gat in de dam, niet veel later gevolgd door nog twee gaten waardoor veel slik wegspoelt. In 1888 besluit de aandeelhoudersvergadering een lening van 1,2 miljoen gulden af te sluiten om de dam te kunnen redden. De reddingspoging blijkt tevergeefs, de dam kan niet meer worden hersteld. Corine Nijenhuis beschrijft het drama van jonkheer Pieter Teding van Berkhout en de dam, waarvan je de overblijfselen ter hoogte van het dorp Buren nog steeds kunt zien liggen, in een historische roman met de schitterende titel ‘Waddenwolf’.
‘Mijn dam.’ Pieter loopt naderbij. Kloppend hart, gejaagde adem. De wind duwt hem terug, belemmert hem de toegang. Kromgebogen marcheert hij verder. Zijn jaspanden flapperen als vleugels op zijn rug, een kraai die niet kan vliegen. Hij stapt de dam op. De basaltprisma’s zijn glad maar liggen vast, er beweegt niets onder zijn voeten. Hij tuurt naar beneden. Het waterpeil is dichter bij laag- dan bij hoogwater maar de zeebodem ligt nog verscholen. Water golft tegen de dam, hier en daar is rijshout zichtbaar onder weggeslagen stenen, piketpalen steken in de lucht als manende vingers. De wind loeit, Pieter zwabbert over de damrug als een dronkenman. Tot hij niet verder kan. Water kolkt voor zijn laarzen. Witte schuimklopperij, het heeft iets triomfantelijks, zoals de zee van links naar rechts voor hem langs stroomt. Alsof hij uitgelachenen wordt’.
Verzet
En bij deze eerste poging tot inpoldering zal het niet blijven. In 1965 is het de 16-jarige scholier Kees Wevers die, aanvankelijk in zijn eentje, in verzet komt tegen het plan voor een vaste verbinding naar Ameland. Een heel goed uitvoerbaar plan, stelt een commissie die de vaste verbinding heeft onderzocht. Het zorgt ervoor dat een extra stuk Noordzeestrand veel beter bereikbaar wordt en dat is goed voor het toerisme. Maar Wevers ziet dat niet zitten. ‘Ik was lid van een jeugdbond voor natuurstudie en ik had een boek over de Wadden gekocht. De verhalen over wadlopen spraken mij meteen aan. Dat wilde ik gaan doen. En toen kwam dat plan om een dam naar Ameland aan te leggen. Ik dacht: dan kan ik daar niet meer wadlopen. Ik moest iets doen.’ Hij schrijft een ingezonden brief naar de Telegraaf en als hij daar positieve reacties op krijgt, begint hij tevens brieven te schrijven naar andere kranten. ‘Ik zocht ook mensen op die bekend waren omdat ze bijvoorbeeld een boek over de Wadden hadden geschreven.’ In het najaar van 1965 heeft hij vijftien mensen bij elkaar die zich willen inzetten voor de strijd tegen de aantasting van het wad. ‘Ik huurde een zaaltje in het souterrain van hotel Zeezicht in Harlingen. Daar hebben we toen de Waddenvereniging opgericht.’
Met de vereniging komt het verzet tegen de dam goed op gang. ‘Niet één, maar twee dammen waren er gepland, een oostdam en een westdam. Het stuk daartussen was deels natuurgebied, maar ook bedoeld voor landbouw en recreatie. Je zou daar een heel stuk wad mee kwijtraken en de Waddenzee zou doormidden zijn gesneden. Het is een kwetsbaar gebied, je moet erg uitkijken met ingrijpen.’ De dammen zullen er nooit komen. De aanleg blijkt niet alleen tegen het zere been van natuurbeschermers, het plan is ook te duur. In 1972 vegen de Friese Staten het definitief van tafel. De veerdienst blijft, en in tegenstelling tot de dam is het na deze actie de Waddenvereniging die op de kaart staat. Als kind kijk ik jaloers naar hun fraai ontworpen ‘Wees wijs met de Waddenzee’ truien, zo’n trui waarmee je definitief tot de Waddenfamilie behoort. Het zal nog tot mijn 51e duren voor ik hem eindelijk cadeau krijg voor mijn verjaardag.
Moe gefietst laat ik mij bij terugkeer languit op de bank van mijn huisje vallen, niet van plan ook nog maar een stap te verzetten. Maar de verleiding van de langzaam rood kleurende horizon is te groot. Je kunt toch niet binnen blijven zitten als er buiten van alles te gebeuren staat? Snel de deur dus weer uit. Ik zet er stevig de pas in, zal het me lukken bovenop de dijk te staan voor de zon in de zee verdwijnt?