Lauwersoog. De bus uit Groningen rijdt weg en ik ben alleen. Soms voel je dat meer dan anders. Vandaag staat staat de route Lauwersoog-Hornhuizen op het programma, de eerste etappe langs het Groningse deel van de Waddenkust. Ik neem een pad waarvan ik verwacht dat het mij naar de dijk zal brengen, maar mij precies de andere kant op leidt, het van de zee afgesloten Lauwersmeer gebied in.
Tandeloze tijger
Ik kijk goed om me heen. Vijftig jaar geleden zou ik hier niet met mijn rugzak kunnen lopen, is Lauwersmeer nog Lauwerszee, heeft Zoutkamp nog een vissershaven. Waarom moest de Lauwerszee zo nodig getemd? Na de watersnoodramp in 1954 zit de schrik er goed in. Wat in Zeeland kan gebeuren, zo is de angstige gedachte, kan in Friesland ook. Bezorgde Friezen beginnen de actie, ‘De Lauwersse moat ticht!’, en met succes. Op 25 mei 1969 wordt de Lauwerszee met een dijk definitief afgesloten van de Waddenzee. Volgens mensen die het weten kunnen is door deze afsluiting een uniek natuurgebied ontstaan; er worden bijzondere planten en vogels gesignaleerd, waaronder de zeldzame Zeearend. Misschien komt het omdat ik de pest in heb dat ik verkeerd ben gelopen, maar ik vind het helemaal niets. Alsof je een tijger zijn tanden uittrekt, langs de trimsalon stuurt en vraagt: Is ie niet mooi geworden?
Kalfjes
Terug dus, naar een pad dat wel naar de dijk leidt. Wanneer ik mijn pad boven op de dijk vervolg verdwijnt Schiermonnikoog langzaam uit het zicht. Wandelen aan de rand van de Waddenzee blijft mooi, maar doorstappen over de dijk is hier toch ook wat eentonig. Het wordt pas weer leuk als het Lauwersmeer gebied langzaam overgaat in het Groninger Hogeland. Dan verschijnen in ontelbare tinten groen, geel, en (rood) bruin op rechts ook de kwelders weer. Naast de eeuwige schapen -wanneer vond de laatste ‘Waddendijkschapentelling’ plaats? Het aantal moet in de tienduizenden lopen- . scharrelen in deze bocht van de dijk ook koeien rond. Na een tijdje valt me op dat ik naar iets bijzonders kijk. Er lopen kalfjes naast de koeien, af en toe krijgen ze een lik, af en toe wat melk. In de verte doemt Hornhuizen al op, maar ik maak eerst nog een slingertje naar Kloosterburen.
Dorpscoöperatie
Ik hoor de naam Kloosterburen jaren geleden voor het eerst tijdens een bijeenkomst in Wongema in Hornhuizen, mijn volgende halte. Ik ben gespreksleider tijdens een door het wetenschappelijk bureau van de PvdA georganiseerde bijeenkomst over bijzondere burgerinitiatieven. Anne Hilderink, initiatiefnemer van dorpscoöperatie ‘Klooster en Buren’ vertelt die avond dat de inwoners van haar dorp het heft in eigen hand hebben genomen. Er zijn door het dorp mooie en haalbare plannen gemaakt voor de in verval geraakte kloostertuin en voor ouderenwoningen, inclusief de noodzakelijke zorg die hier bij hoort, zo dat de ouderen niet gedwongen worden om te verhuizen, maar in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Maar, zegt Anne Hilderink boos, in plaats dat de politiek dankjewel zegt en het initiatief omarmt, wordt de coöperatie alleen maar tegengewerkt. ‘Wat willen jullie nou?’ In 2018 komt de waardering alsnog, Koning Willem-Alexander bezoekt de dorpscoöperatie in Kloosterburen en spreekt erover in zijn kersttoespraak: “De bewoners hebben hun dorp weer een hart gegeven en ontfermen zich bovendien over oudere en kwetsbare dorpsgenoten. Iedereen telt mee. Kleinschalig, denken sommigen misschien. Maar ik denk: groots!” Ik bekijk de kerk, de kloostertuin achter de kerk, loop langs ’ t Olde Heem, ‘zorg werkcentrum voor jong en oud’. Kloosterburen mag dan een dynamisch dorp zijn, vandaag is het er uitgestorven en stil. Het dorpscafé opent speciaal voor mij haar deuren. Goede uitsmijter, dat dan weer wel.
Wongema
Wanneer ik Hornhuizen in loop, worden mijn ogen als vanzelf toegetrokken naar Wongema.(link) Het lijkt alsof dit dorpscafé met gezellig terras tegenover het oude kerkje er altijd al is geweest. Hornhuizen, niet meer dan vijftig huizen tegen de Waddendijk, maar toch in alles een echt dorp. Vanaf de kerktoren, vroeger tevens vuurtoren, kun je Schiermonnikoog zien liggen. Naast ruige natuur ook hier akkers met aardappelen, graan en suikerbiet. Het land is vlak, het zicht is ver. Dit is waar Nederland ophoudt. En waar het begint. Erik Wong, Amsterdammer die in Hornhuizen in eerste instantie een tweede huisje kocht, valt voor het dorp en ontfermt zich over het met sluiting bedreigde dorpscafé. Wongema wordt met streekfeesten en dorpsmaaltijden niet alleen het kloppende hart van het dorp, je kunt er tegenwoordig ook werken, vergaderen, eten, slapen en drinken. ‘Wongema is een werkplek voor denkers, makers en praters, maar we hebben ook een zwak voor spijbelaars’. Hier gebeurt precies wat ik voor ogen heb met mijn ‘plannenmakerij’ op Terschelling (link). Wat een goede plek.
Vooruitgang
Ook de volgende dag is het weer warm, maar Erik heeft me bezworen ondanks gebrek aan schaduw mijn tocht toch te vervolgen over de dijk richting Noordpolderzijl. ‘Dat alsmaar doorlopen over die eindeloze dijk heeft iets meditatiefs’. Maar eerst een stukje over het ‘Hoge Land’, al was het maar om bij de Coop supermarkt een kilometer verderop wat fruit en drinken voor onderweg in te slaan. Via ‘Kleine huisjes’ -inderdaad, kleine huisjes- richting Pieterburen. Overal wordt geoogst, de aardappels moeten uit de grond, het graan van het land. Op links het torentje van Eenrum, het dorpje waar rondom Marjoleine Vos haar mooie wandelboekje schreef:
‘Er moet echt goed nagedacht worden hoe de grote attracties van een gebied als dit hier, de ruimte, de stilte, het donker, de geschiedenis bewaard kunnen blijven zonder dat dit betekent dat er niets gebeurt, dat de vooruitgang geen kansen krijgt. Want dat zou ook vreselijk zijn, als de vooruitgang geen kansen kreeg’.
Laatste wildernis
Bij Pieterburen dan toch de dijk op richting Noordpolderzijl. Warm, zeg maar gerust heet, maar mooi. Wad, paarden, vogels, mooie luchten, Rottumeroog en Borkum aan de horizon. Hiervoor loop ik. Toch ook de wetenschap: hoe woest, ledig en ongerept het er hier ook uitziet, ook hier is ieder stukje grond beschreven en bestemd.
‘Op basis van de beleidsnota Natuur ‘Groen van Wad tot Westerwolde’ (2013-2021) zet Groningen in op een duurzaam cultuurlandschap, een landschap dat oogstbaar is en dat bevorderlijk is voor de biodiversiteit. De kenmerkende landschapskwaliteiten bestaan uit de openheid, oude dijken, wierden, maren, erven en groene linten. Voor het agrarisch landschapsbeheer zijn de oude dijken, de wierden en de maren de hoofdelementen. Daarnaast zijn er bijbehorende elementen zoals kolken bij dijken en contoursloten bij wierden.
Het natuurbeheer op de kwelders is er op gericht de verruiging met zeekweek terug te dringen en daarmee de diversiteit op de kwelders te vergroten. Dit wordt gerealiseerd door een mozaïek van beweidingsregimes, zowel wat betreft de vee-dichtheid als het type vee.’
Sinds ik mij als Statenlid met het landschap bezighoud, heb ik moeite er nog onbevangen naar te kijken. De enig echt overgebleven wildernis is de lucht, maar die is vandaag dan ook prachtig.
Bij het café naast de sluis van Noordpolderzijl twee ijskoude biertjes, onverantwoord want ik moet nog een stukkie, maar goddelijk.
Graanrepubliek
Met rood verbrande kuiten wip ik de volgende dag met een bezemsteel ‘De graanrepubliek’ van de bovenste plank van mijn boekenkast. Deze klassieker van Frank Westerman staat hier al twintig jaar ongelezen te verstoffen, maar mag met het oog op de volgende etappe niet ongelezen blijven. Nog geen drie bladzijden en ik ben al weer op pad.