‘De wind was nog steeds de oude. Hij sleep stenen af en knakte bomen, boog ruggen. Het kon de oude wind niet schelen wat de mensen deden, of ze bleven of vertrokken. Het ging hier helemaal niet om een beetje mens.’
Van Groningen naar Leer
We vertrekken richting Hamburg. Vanaf daar zullen we doorreizen naar Husum, een stadje tegen de Duitse waddenkust. Plan is vanaf hier de eilanden Sylt en Pellworm te bezoeken. Ik heb verwogen mijn eerste serieuze buitenlandse waddentrip te beginnen bij Juist en Norderney en dan de komende jaren netjes het rijtje af tot Fanø. Maar rijtjes zijn saai, en bovendien zijn deze eilanden in het hoogseizoen niet te betalen. Wordt een bezoek aan Waddeneilanden in de zomer iets voor de elite? De reis begint in de bus van Groningen naar Leer, de treinverbinding ligt er al een jaar of tien uit vanwege een kapotte brug. Ik kijk goed om mij heen. Nu ik de meeste Nederlandse Waddeneilanden heb gehad zal dit de komende jaren mijn vaste aanvliegroute worden; Groningen, Leer, en vanaf daar verder.
Hamburg
Tijdens onze korte stop in Hamburg bivakkeren we in ‘St.Paulie, een alternatief wijkje waar geen stratenblok hetzelfde is. Graffiti op de muren, spandoeken voor, spandoeken tegen, het is er rommelig, soms zelfs op het vieze af. Maar vol met kroegjes, muziek, bier, vrolijke jonge mensen; ongeveer zoals de Amsterdamse Staatsliedenbuurt in het midden van de jaren tachtig. Als we wat verder de stad in lopen, vallen vooral de verschillen op: Straten met grijze flats waar de Bijlmer vrolijk bij afsteekt lopen uit op laantjes met luxe appartementen complexen. Er is veel maar slecht onderhouden groen. Boven de oude haven stampen tientallen hijskranen nog veel meer hippe luxe huizen uit de grond. Het gebied wordt getransformeerd tot een luxe omgeving voor wonen en creatieve dienstverlening; moderne arbeiders lossen immers allang geen schepen meer maar netwerken en scrollen er op hun iPhone op los. Wij laten de stad achter ons, op zoek naar licht en ruimte.
Dorte Hansen
‘In de verste verte geen schoonheid. Alleen kaal land, het zag er afgeleefd en afgebeuld uit. Een land dat je met een leugentje om bestwil zou willen troosten, waar je je hand op de grond zou willen leggen: het komt goed. Het komt allemaal weer goed.’
Schrijfster Dorte Hansen werkt duidelijk niet voor de VVV van Husum. Haar ook in Nederland succesvolle roman ‘Middaguur’ (2018) speelt zich af in dit stukje Nordfriesland tegen het decor van een ruig, winderig polderlandschap waar in de jaren zeventig van de vorige eeuw het verval inzette. Kleine boeren leggen het af tegen de grote. Hoofdpersoon Ingwer probeert zich te ontworstelen aan het beklemmende dorpsleven, maar is en blijft een van de kinderen die werden opgepikt door de ‘aardappelrooier’, de schoolbus die iedere dag in alle vroegte kinderen oogst op het platteland.
‘Hij kon de schoolbus met de beslagen ramen zien, die weer eindeloos lang zou doen over de twintig, dertig kilometer naar Niebull of Husum; die zo traag als een aardappelrooier langs de Geestdorpen reed om ook alle andere capuchonskinderen bij elkaar te rapen. Pootaardappeltjes, uit de zanderige bodem geschud en in het gymnasium gezet zodat er iets van hen zou worden.‘
Modder
Na een treinrit van twee uur komen we vijftig jaar na Ingwer aan in Husum. We zijn hier voor het eerst, maar het voelt vanaf de eerste stap vertrouwd. Een provinciestadje als Steenwijk, stelt Irma vast, 22.000 inwoners, gemoedelijk centrum, duidelijke regiofunctie, bescheiden uitvalsbasis voor toeristen op doorreis naar de kust. Volgens het meisje van de VVV mogen we vooral het kasteel niet missen, ‘een absolute hoogtepunt’. Zelf zijn we vooral nieuwsgierig naar het ‘absolute dieptepunt’, de prachtige oude getijde haven. We lopen dan ook snel door naar de kade waar we vrolijk verbaasd blijven staan. Daar, meters onder ons op de bodem van de haven ligt een tiental boten, vastgezogen in de glanzende, zilte, stinkende modder. Alsof iemand zojuist de stop uit de haven getrokken heeft.
We volgen de modderstroom vanaf de haven tot deze uitkomt op een wijdse vlakte van slik en nog veel meer modder. Duizend tinten grijs. Op de steiger maken we foto’s van de bordjes ‘Niet duiken’ en ‘Verboden te zwemmen’. Dat blijft het bizarre van dit gebied, over minder dan zes uur vaart de eerste boot de haven weer uit en sta je hier tot je middel in het water. Maar in dit bijzondere eerste ogenblik is er in de wijde omtrek geen water te zien. Wel de voor kwelders zo kenmerkende rijen paaltjes, wat meer landinwaarts omgeven door plukjes groen, groener, groenst. Het enige wat detoneert zijn de windmolens, of horen die al bij het landschap?
Windhozen
‘Aan de hemel knipperden, honderd meter hoog, de rode waarschuwingscommando van de windmolenparken.Ze leken uit een andere wereld te komen, alsof die rode lampen een landingsbaan voor buitenaardse ruimteschepen moesten markeren. Of de beademing van een groot kosmisch orgaan.’
Langs de dijk, midden in het niets, een afgebrand hotel. Een paar honderd meter verderop het nieuwe hotel. Waarom de rotzooi opruimen als er zoveel ruimte is? Maar het nieuwe hotel ligt er schitterend bij, duidelijk een place to be, en van het kunstwerk ‘windhozen’ achter het hotel kun je alleen maar vrolijk worden, zelfs als je je hebt voorgenomen te mopperen over de restanten van een afgebrand hotel. Julia Borneveld creëerde het kunstwerk ter gelegenheid van Husum Wind Art 2007, een kunstsymposium over wind: twintig hoge vlaggenmasten met daaraan als windvaan vermomde spijkerbroeken.
Even later wordt de dijk weer een ouderwetse dijk met schapen, een dijk zoals andere in het Waddengebied, met dit verschil dat daar in de verte Nordstrand ligt. De enkele wandelaar die we tegenkomen begroet ons met ‘moin’, wat lijkt op het Groningse ‘moi’ en een verbastering is van van ‘Mojen dag’. Na de derde keer ‘moin’ steken we zelf als eerste vriendelijk onze hand op: ‘Moin!’. Horen we er toch een beetje bij.
Halligen
‘Ingwer hielp eerst Ella en toen Sonke de paar treden van het café op. Er was nog een tafel aan het raam. Je kon aan de horizon de huizen van een Hallig-eiland zien, die in de glinsterende zee leken te drijven.’
Ergens op deze enorme moddervlakte moeten zich ook de Halligen bevinden, boven het wad uitstekende kleine eilandjes met daarop slechts een paar boerderijen en huizen. Als je in Pellworm boven op de vuurtoren gaat staan en het zicht is goed moet je ze alle tien kunnen zien liggen. Eilandjes die geen eiland mogen heten. Land wat in tegenstelling tot de ingeklonken bodem van het omdijkte Nordstrand en Pellworm niet onder maar juist boven zee niveau ligt. Voor zo lang het duurt overigens, want ook hier doet de zeespiegelstijging zijn werk. Bij hoog water trekken de bewoners zich terug op hun terp. Met elkaar vormen ze een hechte gemeenschap. Op een van de eilandjes staat een kroeg, op het enige onbewoonde eiland een schooltje.
Maanzaadbollen
‘Hij stond in het morenen landschap en voelde de wind waarvan hij aannam dat het al duizenden jaren dezelfde was. Diezelfde oude wind die sinds de ijstijd kanten aan de stenen sleep Elke dag zag hij de boeren die gedachteloos op de velden ploeterden. Ze wisten niet dat ze door de zee zelf ook voortgeduwd en geslepen waren, gevormd door dit land.’
Je zou na het lezen van het boek van Dorte Hansen het idee kunnen krijgen dat iedereen het liefst weg wil uit deze streek, maar wij zitten er goed. Niet alleen omdat de bakker er ouderwets lekkere maanzaadbollen bakt en we in het goede vegetarisch restaurant na drie heerlijke maaltijden nog lang niet uitgegeten zijn. Husum blijkt een ideale uitvalsbasis voor de eilanden Pellworm, Amrum, Föhr, en de meeste ‘Halligen’. We gaan er nog regelmatig terugkomen, een prettig vooruitzicht.