Ik loop net als gisteren over het strand van Hoorn naar West aan zee maar ken het strand nauwelijks terug. Liep ik gisteren over een honderden meters breed, vlak strand richting de zee, nu heeft zich tussen mij en de zee een heel nieuw landschap gevormd met duintjes, stroompjes en plassen. Dat is het mooie van wandelen op de Wadden, dezelfde routes, ja zelfs de zelfde plekken zien er iedere dag weer anders uit. Werkte dat ook maar zo met het landschap in mijn hoofd.
Terugkeren
Omdat het eiland zelf voortdurend verandert en desondanks zo prettig zichzelf blijft hoef ik hier eigenlijk nooit op zoek naar iets nieuws. Dus maak ik op Terschelling al jaren een aantal dezelfde wandelingen. Terugkeren op plekken die ik al ken zorgt voor een fijn gevoel van thuiskomen, in de wetenschap dat ik onderweg toch ook altijd weer nieuwe dingen zie. Zo fris ik de routes iedere keer weer op en kunnen ze weer even mee.
De Noordsvader
Dag één is gereserveerd voor een wandeling over de ‘De Noordsvaarder’, ooit een grote zandplaat helemaal van zich zelf, uiteindelijk naar West-Terschelling gewandeld om er nooit meer weg te gaan. Voor vertrek eerst nog even een kop koffie bij de Walvis, de strandtent met het mooiste uitzicht van Nederland (Maar welke gek staat toe Landall uitgerekend op deze plek een smaakloos hotel te laten bouwen? Zijn de mooiste uitzichten van Terschelling voortaan ook al voor de hoogste bieder?). Dan langs het wad of -als het water niet te hoog staat- door het zompige struikgewas helemaal naar de kop van het eiland, waar als beloning na het beklimmen van de laatste hoge duin een magistraal uitzicht wacht. Je kunt Vlieland bijna aanraken. Denk je.
Dijkwandeling XL
Wandeling twee is vooral zo fijn omdat er geen einde aan lijkt te komen. Ik klim bij Oosterend de dijk op en blijf vanaf daar als een landheer op inspectie de groene waddendijk volgen tot ik uren later aankom in West. Links het wad, rechts de polder, de dorpen, de duinen. En waar je ook kijkt, vogels, vogels, vogels op deze dijkwandeling XL. Hoewel mijn hoofd nooit stil staat ben zelfs ik ter hoogte van Midsland wel door mijn muizenissen heen, waar maakte ik me ook al weer druk om? Bij tegenwind dezelfde wandeling maar dan andersom. Tenzij het een dag voor tegenwind is (‘En ben je boos, heb je geen zin, ren toch maar hard tegen me in’).
Geschiedenis
Voor wandeling drie loop ik bij Striep (voorheen Seeriep) de Waddendijk af richting de oude dijk. Je ziet direct dat dit een stukje land is met een verhaal maar de geschiedenis laat zich hier moeilijk lezen. Striep is in de Middeleeuwen de woonplaats van de eilander adel. In 1545 wordt er een klein kasteeltje gebouwd, dat dient als buitenverblijf voor Cornelis II van Bergen, de heer van Terschelling en Griend tussen 1529 en 1560. Daar is nu niets meer van te zien, Striep is met een paar huizen, een boerderij en een pension niet meer dan een gehucht. De oude dijk dwars door de Strieperpolder ligt er nog wel. Over die dijk loop ik via Kinnum naar de Baaiduinerpolder waar aan de Vluchtweg een witte boerderij staat, het huis waar ik in mijn dromen soms woon. Via het klimduin en het meertje van Hee weer terug, of via de duinen door naar Midsland aan Zee.
Mijn plek
Bij Oosterend houdt de bewoonde wereld dan misschien op, in tegenstelling tot dat wat de naam doet vermoeden is dit niet het eind van het eiland. Kijkend op de kaart ben je hier pas net over de helft. Hier begint wandeling vier. Waar een kilometer buiten het dorp niet alleen de verharde weg maar ook de dijk ophoudt loop ik langs de Wierschuur via een kuilige zandweg -water tot aan mijn knieën- richting De Boschplaat. Sta even stil op de vuurplek waar in de zomer feest wordt gevierd. In gedachten verplaats ik de witte boerderij met rommelige bijgebouwtjes en al van de Vluchtweg in Baaiduinen naar deze lichte verhoging in het landschap tussen de Janwillems- en de Horrekooi op ‘De Grie’. Aan drie kanten aan het zicht onttrokken door een bomen kraag, heb ik er vrij uitzicht op het wad. Al snel zit ik er aan een tafel voor het raam de helft van de dag te lezen en te schrijven. De rest van de dag struin ik, wat voor weer het ook is, over het eiland of ben ik in en om het huis aan het rommelen. Vraag is hoe dat rommelen er dan precies uitziet, want behalve houthakken en typen kan ik eigenlijk niks met mijn handen, niet echt handig voor een bewoner van een huis op deze plek dat 24 uur per dag is blootgesteld aan de elementen. Maar allee, dat is het voordeel van dromen, zodra het lastig wordt mag je weer door. In de verte een houten hek; achter dat hek, een kudde paarden, een duinmeertje, kwelders, de zee. Ik sta er in gedachten iedere week wel eventjes.
Wanneer ik een paar jaar geleden een concert bezoek in het kerkje van Hoorn vertelt een mevrouw die naast me zit dat ze op het eiland is om de as van haar vader uit te strooien. ‘Waar?’, vraag ik wat ongemakkelijk, en ze noemt precies deze plek. Wat een goed idee, dat ik dit zelf niet heb bedacht. Een huis bouwen aan de rand van de Boschplaat is natuurlijk ondenkbaar -hoewel je het nooit zeker weet met Landall en de gemeente Terschelling-, maar na mijn dood strijk ik hier neer. Terug via het Berkenpad.
Kathedraal van Oosterend
Tijdens het wandelen noteer ik af en toe iets in mijn boekje. ‘Drie lepelaars’, ‘koeien zonder hek’, het gedichtje op het bankje met uitzicht op de majestueuze Wierschuur:
Calvinistisch mannetje
Ook maak ik de ene foto na de andere. Foto’s die in honderden varianten al lang op mijn laptop staan, maar je kunt toch niet naar al dat moois kijken zonder er iets mee te doen? Ik betrap hem vaker, dat calvinistische mannetje in mij dat zegt dat iets pas werkelijk de moeite waard is wanneer ik het ergens voor gebruik, ik er iets mee doe. Dus zijn die drie lepelaars in de eerste plaats bruikbaar voor mijn blog en komen ook die loslopende koeien vast nog een keer van pas.
Toch wordt het misschien tijd om ook hier eens een ander paadje in te slaan. Waarom zou al dat moois er niet gewoon mogen zijn? Zoals ik er een poosje mag zijn.