Vijf februari 2021. Bang om de busaansluiting op de kop van de afsluitdijk, en daarmee de boot, te missen, neem ik voor de zekerheid een bus eerder. Bang om een aansluiting te missen, ik heb het vaker. Omdat bange mensen nu eenmaal vaker de aansluiting missen. Maar als je een bus eerder neemt, rijdt de bus altijd keurig op tijd.
Zo loop ik anderhalf uur te vroeg met mijn bagage op de rug door een stil en verlaten Harlingen; alle winkels en horeca dicht wegens het coronavirus. In normale doen is Harlingen een mooi en gezellig stadje met zijn historische kern, de haven en zijn bruine vloot, maar het deelt haar lot met andere havenstadjes, je komt er om te gaan. Ik ga vandaag naar Vlieland, het kleinste Nederlandse waddeneiland zo wordt gezegd, hoewel dat er van af hangt of je het aantal inwoners of het aantal vierkante kilometers telt.
Koptelefoon
Een uur later installeer ik mij in een van de zitjes op de boot. Tegenover me neemt een wat ouder stel plaats, vol van zichzelf, vol van elkaar. Desondanks straalt er vanaf dat er ruimte is voor meer, ze niets liever zouden willen dan hun verhalen, hun geluk delen met anderen, met mij. Iets zegt me dat je plezier met deze mensen kunt hebben. In de waddenreizen die ik thuis van achter mijn werktafel of in mijn dromen maak, kom ik onderweg regelmatig dit soort mensen tegen. Vrienden voor een uur, een dag, een week. Er worden ervaringen uitgewisseld, we drinken een kop koffie, en als in de loop van de avond de drank sterker wordt, worden de verhalen dat ook. We voelen feilloos aan waar het vooral ook niet over te hebben. Maar nu er echt contact dreigt, kijk ik de andere kant uit, zet mijn koptelefoon op en wil ik alleen maar verdwijnen. Waarom lukt het me niet een oppervlakkig praatje aan te knopen met deze twee andere eilandgasten die niets liever lijken te willen dan uitgerekend een praatje?
Cirkel in het gras
Dit getob over de omgang met de ander deel ik met Andrea Simonetti, een van de hoofdpersonen uit ‘Cirkel in het gras’, de tweede roman van Oek de Jong, die ik in mijn tas gestoken heb omdat in dit boek naast Rome en Amsterdam ook Vlieland even om de hoek komt kijken.
‘Simonetti was op de bonnefooi naar Vlieland gereisd, aangetrokken door de uitdrukking ‘wandelend eiland’. Sedertdien bestond zijn zinnebeeld van het hoge Noorden uit herinneringen aan brede stranden, stuivend zand en helmgras, langzaam zwellende sikkelduinen, het gekrijs van meeuwen in een snel veranderende wolkenlucht en de verblindende helderheid van sommige dagen’.
Ik kreeg het boek cadeau voor mijn achttiende verjaardag, het wordt het enige boek uit mijn boekenkast dat ik letterlijk stuk zal lezen. Zoals muziek tussen je 17e en je 20e kan inslaan als donderslag bij heldere hemel en je hele leven op zijn kop kan zetten, zo kan dat met boeken blijkbaar ook. Het is 1985, ik woon op een piepklein kamertje in Zwolle, lees alles wat los en vast zit. ‘Cirkel in het gras’ zet al mijn dromen op scherp. Het begint al met de foto van de schrijver op de achterflap. Daar staat, wit overhemd, grijze broek, een jongeman van de wereld. Een nieuwsgierige man. Zo’n man wil ik ook zijn. Maar meer nog val ik voor de hoofdpersonages uit het boek, in wie ik stuk voor stuk een deel van mijn dromen zie gepersonifieerd. Hannah Picard, de vrouwelijke hoofdpersoon, reist als correspondent voor NRC Handelsblad af naar Rome. (Voor een krant werken, reizen!). Andrea Simonetti, de mannelijke hoofdpersoon is als onderzoeker verbonden aan een museum, in zijn vrije tijd schrijft hij gedichten (Cultuur, schrijver!), zijn relatie met anderen is ingewikkeld, af en toe hij trekt zich terug op een klein eiland. (Nadenken, houthakken, alleen). Leda Simonetti, de dochter van Andrea, ontwikkelt zich gedurende het verhaal van meisje tot jonge vrouw, ze kijkt, fantaseert, combineert, tot alles in haar gaat stromen (Als ik ooit een dochter krijg noem ik haar Leda!) De hoofdpersonen leven hun leven met een intensiteit en diepgang waar ik op mijn galerijflat in Zwolle alleen maar van kan dromen.
Oek de Jong is op de achterflap van zijn nieuwste boek al lang geen mystieke jongeman meer en ook ik ben veranderd. Maar het boek maakt deel uit van mijn leven. Zoals Vlieland deel uitmaakt van het leven van Andrea Simonetti.
In zee
Het is een grijze dag, de zee nauwelijks van de lucht te onderscheiden. Ik weet dat het gaat gebeuren, maar als de boot met Terschelling in het vizier naar links afbuigt toch even het gevoel: we gaan verkeerd! Een half uurtje later loop ik door Oost-Vlieland. Dat direct de vraag oproept waar West-Vlieland gebleven is. Het antwoord is simpel: in zee. Ooit was niet Oost, maar West-Vlieland de hoofdplaats van het eiland. Er woonden veel loodsen en kapiteins van de walvisvaart in West-Vlieland. Het dorp had een kerk, een molen, een spinhuis en een armenhuis. Het dorp had een eigen vissersvloot en brouwde zijn eigen bier, tot het in 1736 door de golven verzwolgen werd.
Koud
Het begint te sneeuwen dus ik ga op zoek naar mijn huisje. De eigenaresse heeft me vooraf gewaarschuwd: Verwacht geen luxe, je kunt er slapen, er is een bed, er is een kachel, maar dat is het dan ook. Die waarschuwing blijkt niet onterecht, bij binnenkomst ga ik honderd jaar terug in de tijd, dat kan nostalgisch zijn, maar uit zich in dit geval vooral in achterstallig onderhoud. Ik denk: niet niesen want dan is het huisje weg. Het is er vies en ijskoud. Na een kwartiertje vloeken krijg ik de kachel aan, maar het lukt me tot diep in de avond niet te schrijven, mijn vingers te koud om een pen vast te houden. Wat een geluk dat ik deze keer niemand heb meegenomen. De geel-grauwe douche laat ik aan me voorbijgaan, tandenpoetsen en schoon ondergoed, de rest komt thuis wel weer. Als het donker wordt, kruip ik met kleren en al in bed. Zelfs mijn wandelsokken houd ik aan.
Het huis naast de kerk
De volgende morgen begin ik met een rondje door het dorp. Welke plekken weet ik mij nog te herinneren? De allereerste keer dat ik de oversteek naar Vlieland maak is tijdens een zomervakantie, ik zal een jaar of vijftien zijn. Mijn vader en moeder verblijven die zomer in de pastorie, het grote huis tegenover de kerk. Als tegenprestatie voorziet mijn vader iedere zondagmorgen de gelovigen op het eiland van een preek. Een hele zomer met mijn ouders op Vlieland, daar moet ik als puber van de wereld niet aan denken. Gelukkig mag ik samen met Ruud in onze eigen pastorie in Beesd blijven. Maar een weekendje heen en weer, dat lijkt me wel leuk. Veertig jaar later blijkt de pastorie er nog precies hetzelfde bij te staan, daar, achter dat raam sliep ik.
Altijd
Het volgende programmapunt is het café, vast van plan eerst maar eens goed warm te worden. Ik heb ‘Cirkel in het gras’ meegenomen. Met een dampende kop koffie voor mijn neus ga ik op zoek naar nog meer Vlieland passages. Op bladzijde 46 is het raak, Andrea tekent een plattegrond van het eiland waarop Hannah zegt: ‘je hebt meteen het mooiste eiland gezien. Vlieland is prachtig. Wij logeerden altijd hier’. Het is niet alleen Hannah, ik heb meerdere mensen horen zeggen dat Vlieland hun favoriete Waddeneiland is. Het zouden zomaar de eerste allesbepalende indrukken kunnen zijn, want de aankomst op Vlieland is werkelijk prachtig. Al van ver heten de duinen en het strand je bijna persoonlijk welkom – Kom snel, kijk eens hoe mooi we er bij liggen! -, waarna de boot om de punt van het eiland krult en koers zet naar de haven. Tien minuten later loop je van de boot linea recta de gezellige Dorpsstraat in. Wanneer je vervolgens de fiets pakt voor een eerste verkenning van het eiland dringt de overweldigende natuur zich in al haar verschijningsvormen aan je op. Binnen tien minuten reis je van bos, naar duin, naar wad, naar kwelders, dit alles langs avontuurlijke slingerpaadjes die dan weer klimmen -Kijk dat uitzicht!- dan weer dalen, maar nooit hetzelfde zijn. Vlieland mag dan het kleinste bewoonde Waddeneiland van Nederland zijn, je raakt er niet snel uit gedwaald. Met de spectaculaire duinovergangen naar het Noordzeestrand letterlijk en figuurlijk als hoogtepunt.
‘Je beklimt de houten trappen. Je hoort en ruikt de zee, en dat doet je pas versnellen. Je vangt een eerste glimp op van de horizon en een blinkende zee in de verte en klimt nog sneller. Eenmaal op het duin, met de zee in het volle zicht, sta je stil. Altijd.’