Voor we aankomen heb ik al een beeld van de Ostfriesse havenstad Cuxhaven, en dat heb ik te danken aan Mathijs Deen. De politie van Cuxhaven, en dan vooral de eigenzinnige politie inspecteur Lieuwe Cupido, speelt een prominente rol in de eerste twee delen van zijn tot nog toe verschenen ‘waddenthrillers’.

Dat heeft Mathijs Deen goed gezien, het thriller genre gedijt het best in een soort van oerlandschap, de Schotse Hooglanden, de Scandinavische bossen, onvoorspelbaar landschap waar mensen in kunnen verdwijnen. In het dichtbevolkte stukje Europa waar wij wonen is er eigenlijk maar één gebied dat hier voor in aanmerking komt: de Wadden. Maar het ‘stadje’ dat dankzij Deen al in mijn hoofd zit, komt totaal niet overeen met de stad die we aantreffen als we uit de trein stappen. Cuxhaven is met 57.000 inwoners echt een flinke provinciestad, veel uitgestrekter dan ik had bedacht. Zo ligt het strand bij Duhnen vijfenhalve kilometer uit het centrum, niet iets om na het eten nog even naar toe te slenteren. Ook de haven is veel groter dan in mijn verbeelding.
Estuarium
Pak je de kaart erbij, dan zie je dat Cuxhaven op het topje van een landpunt ligt. Volg je de Waddenkust aan de linkerkant dan kom je uit bij Bremerhaven en -even verderop- Willemshaven. Rechts bevindt zich de monding van de Elbe, het grootste estuarium van Europa. In de trechtervormige monding van de rivier die meebeweegt met het getijdenverschil van de Waddenzee wordt zoet rivierwater en zout zeewater vermengd, waardoor een uniek brak water gebied is ontstaan. Maar voor je denkt dat het gebied dus wel zal zijn opgekocht door Natuurmonumenten, die zelfde Elbe is ook de poort richting de op twee na grootste haven van Europa, de haven van Hamburg. Cuxhaven zelf is van oudsher een echte vissershaven, wat nog steeds goed is te zien (en te ruiken). Tot eind jaren tachtig lag er een grote lokale trawlervloot en werden er op de visafslag dagelijks duizenden kisten verse vis gelost, maar zoals overal in Europa heeft ook hier de visserij het zwaar en wordt gezocht naar een nieuwe invulling van het gebied. Dat is gelukkig nog niet af te zien aan het wijkje rond de oude haven waar ook de boten naar Helgoland en Neuwerk vertrekken. Rondlopend in het havenkwartier vol kleine cafeetjes, eettentjes en pensions, zie je de scheepsbemanning uit vroeger tijden zo voor je, op zoek naar bier, bed en bordeel.
Bak modder
Grote stijlvolle oude huizen laten zien dat Cuxhaven in het verleden voorspoed en welvaart heeft gekend. De aaneenschakeling van luxe vakantiehuizen, hotels, en appartementencomplexen richting Duhnen en Sahleburg laten zien hoe moderne welvaart er uit ziet. Dit buiten het stadscentrum gelegen deel van de kust heeft zich ontwikkeld tot een heuse toeristenenclave, inclusief toeristen boulevard met winkeltjes, restaurants, etc. Bijzonder, want we hebben het hier niet over een aantrekkelijk duingebied met mooie zandstranden, maar over een dijk langs de Waddenzee met wat strandstoelen er op, soms een klein stukje opgespoten strand ervoor, maar zelfs bij hoogwater kun je er niet lekker de zee in. Bij laagwater slib en modder zo ver het oog rijkt, spectaculair voor waddengekkies zoals wij, maar massatoerisme rond een bak modder? Ik zie het langs de Groningse en Friese Waddendijk niet snel gebeuren.
Costa Cuxhaven kust
Laten we het er op houden dat het contrast groot is, die volgebouwde Costa Cuxhaven kust waar je net als bij het chique Sylt een kaartje moet kopen om op ‘het strand’ te mogen, en dan dat immense leeggestroomde landschap. Maar eerlijk is eerlijk, mooi is het wel, verschrikkelijk mooi. In de verte Neuwerk, gisteren drie uur varen, vandaag loop je er gewoon naar toe. Daar waar nu zand en modder is hebben we gisteren zeilboten zien vertrekken. Pas nu de stop uit dit grote waddenbad getrokken is, snap je dat het eiland per boot alleen via die ene diepe vaargeul bereikbaar is. Dan verschijnen de eerste paardenkoetsen op het wad, eerst een paar, maar al snel tientallen vanuit beide richtingen. Ook ruiters op losse paarden beginnen aan de oversteek, even later gevolgd door tractors met aanhanger waarop bagage en gasten van de hotels. De lange stoet rijdt langzaam maar gestaag door, tot ze arriveert bij het ‘overlaat station’ op de boulevard, waar vertrekkende gasten uit- en nieuwe gasten instappen. Je zegt wel eens dat je handen jeuken, maar vandaag jeuken mijn voeten. Als we nu gaan lopen, redden we het dan nog? En hebben we dan nog een boot terug?
Waddencentrum
Omdat het antwoord op deze vragen twee keer nee is, lopen we maar door in de richting van Sahlenburg en het Waddencentrum, vanaf hier is het uitzicht immers niet minder mooi dan vanaf daar? Maar waar het betaalde strand ophoudt is het gebied niet langer toegankelijk en worden we van de kust af naar de verharde weg geleidt. Ongetwijfeld goed voor de natuur, maar voor ons een beetje saai. Pas bij het Waddencentrum krijgen we ons uitzicht weer terug. Het centrum is gehuisvest in een mooi houten gebouw en is vrij toegankelijk voor iedereen die iets meer wil leren over de Wadden, met op de tweede verdieping een grote waddenbibliotheek, die vandaag -zondag- helaas gesloten is.
We hebben geen zin om op de bus te wachten, dus leggen we de vijf kilometer terug naar het centrum te voet af, waar we onder de watertoren met een kop koffie de balans opmaken. Dit stukje Duitsland is een gebied vol tegenstrijdigheden. De grootste schepen van de wereld varen er op weg naar de grootste havens van Europa dwars door misschien wel de mooiste natuurgebieden van Europa. De ene dag vaar je in de stromende regen drie uur over zee op weg naar een eiland, de volgende dag is zowel de zee als de regen verdwenen, de tocht naar het eiland een rustige zondagmiddag wandeling. Op deze landpunt vechten mens en natuur uit wie het voor het zeggen heeft. Ik snap wel dat Lieuwe Cupido hier eigenlijk niet wil zijn en toch steeds weer terugkomt.